“Je moet goed kunnen inspelen op een onverwachte situatie”

Een gesprek met Annebel van Ommeren. Annabel werkt nu zo’n zes jaar als (persoonlijk) begeleider bij Zideris op een woning met mensen met EVB+.  Tussendoor heeft zij een time-out genomen om te onderzoeken of ze met het werk door wilde gaan. Na een half jaar maakte Annebel de balans op en kwam tot de conclusie dat haar hart echt ligt bij mensen met EVB+ en bij haar team. Toen maakte ze een bewuste keuze om naar haar oude team terug te keren.

Wat maakte dat je bewust koos om te blijven werken met mensen met EVB+?

“Ik vind de gehandicaptenzorg en het werken met mensen met EVB+ heel warm en liefdevol. De relatie met mensen met EVB+ is persoonlijk en met mijn team is het basisgevoel  dat ‘we het samen doen’. De affiniteit met de gehandicaptenzorg had ik al op jonge leeftijd. Mijn tante had een zorgboerderij voor kinderen met een beperking. Ik speelde daar als jong meisje met de andere kinderen. Later werd mijn rol anders en ging ik de kinderen meer begeleiden. Dat was ook het moment dat ik me realiseerde dat ik dit in de toekomst als werk wilde gaan doen. En dan het liefste met volwassenen. Met dat beeld voor ogen heb ik mijn opleiding gekozen”.

Heb je ook met andere groepen gewerkt in de gehandicaptenzorg?

“Ja, met best veel verschillende groepen. Ik heb bijvoorbeeld in een restaurant gewerkt waar ik mensen begeleidde in de dagbesteding. Samen pakten we de werkzaamheden tijdens de dag op en coachte ik de mensen. Ik heb ook met jongeren gewerkt en met andere groepen. Daarna kwam ik op deze groep terecht. Vrijwel meteen wist ik dat ik hier wilde blijven werken. Het voelde meteen vertrouwd en ik was op mijn plek”.

Waar zit dat dan in?

“Ik vind het mooi om er voor mensen met EVB+ te zijn. Om iemand te helpen om door de dag heen te komen. Daarbij zoek je als professional naar een passende manier van begeleiden. Het is mooi om te zien dat door wat jij doet mensen met EVB+ zich wat blijer voelen en plezier ervaren”.

Je moet goed kunnen inspelen op een onverwachte situatie

Wat is nodig in het werk met mensen met EVB+?

“Je moet so wie so een goed gevoel hebben bij de gehandicaptenzorg. Verder een portie geduld en humor om samen met collega’s situaties te relativeren. Wat je ook nodig hebt is een open houding. Zodat je aan kunt geven wanneer je niet lekker in je vel zit en je er voor een collega kunt zijn als dat nodig is. En niet te vergeten creativiteit want je moet kunnen inspelen op een onverwachte situatie. Dat ligt mij wel want ik kan snel schakelen. Mijn zintuigen staan altijd op scherp als ik aan het werk ben. Ik bent alert op signalen die de bewoners mij geven.

Als team hebben het geluk dat we de laatste jaren echt wel een stabiele kern hebben in het team en dat we ook werken met vaste invalkrachten. Dat geeft rust en stabiliteit”.

Je zoekt samen naar andere vormen van communicatie

Hoe probeer jij aan te sluiten bij de ander?

“Ik denk vooral door naast de persoon met EVB+ te gaan staan en proberen te achterhalen wat die persoon bezighoudt. Dat kan heel eenvoudig zijn. Bijvoorbeeld wanneer je ziet waar iemand naar kijkt dan doe je mee. En als je weet waar de ander van geniet dan geef je dat. Bijvoorbeeld bepaalde muziek, eten of een activiteit.

Omdat veel mensen geen taal gebruiken of taal niet begrijpen zoek je naar andere manier van communicatie. Een bewoner bieden we bijvoorbeeld letterlijk aan wat we willen gaan doen. Daarmee checken we of die persoon dat ook wil en het helpt om iemand daar op voor te bereiden. We geven dan schoenen als we gaan wandelen en we geven een washand om te wassen. Bij een andere bewoner gebruiken we juist weer gebarentaal en bij iemand anders pictogrammen. Het is met elkaar zoeken naar wat werkt”.

“Stilstaan bij de vraag: kan ik dit en wil ik dit?”

Soms kan spanning oplopen en een situatie zelfs escaleren. Hoe ga jij daar mee om? En hoe houd je dat vol?

“In het begin moest ik heel goed stil staan bij de vraag: kan ik dit en wil ik dit? Dat is echt nodig want als je het niet wilt of kunt dan is het moeilijk om dit werk te doen. Voor mij geldt dat ik dit meestal kan en wil. Verder is de relatie van belang die ik heb opgebouwd met bewoners. Daardoor weet je waar het gedrag vandaan komt en waardoor het meestal ontstaat. Dat moet je echt leren in de loop der tijd.

En wat helpt is om een situatie na te bespreken met collega’s. Vragen die dan aan bod komen zijn: Hoe is dit verlopen? Hoe voel jij je? En hadden we iets anders kunnen doen? Als team bespreken we dit uitvoerig en we zorgen ook altijd dat de manager op de hoogte is zodat die er ook aandacht aan kan geven”.

Hoe is familie betrokken bij de bewoners?

“Dat wisselt heel sterk. Een deel van de familie komt vaak langs en anderen zijn juist meer op afstand en komen 1 a 2 keer per jaar op bezoek. We zorgen wel dat we familie betrekken bij het dagelijks leven. Dan gaan we videobellen of we sturen foto’s door van activiteiten waar we mee bezig zijn. Ook gaan we wel eens met een bewoner bij de familie op bezoek.

Daarnaast maak ik als persoonlijk begeleider de plannen en stem ik de zorg af. Twee keer per jaar organiseren we  een MDO waar familie voor uitgenodigd wordt”.

Wat wil je behouden in het werk?

Het warme contact met de bewoners en met het team. De positieve kijk die je samen hebt. Dit staat wel onder druk in het werk. Als je te lang achter elkaar werkt en als er gebrek aan tijd is kun je soms net wat minder hebben. We proberen dat op onze groep zo goed mogelijk te organiseren om dit te voorkomen.

Wat zou je morgen veranderen als jij het voor het zeggen hebt?

Dan zou ik graag de huiskamer van onze huiskamer verbouwen 😊 We zijn met 7 bewoners en 3 begeleiders en we hebben best een kleine woonkamer. Mensen met EVB+ hebben behoefte aan nabijheid van begeleiding maar hebben ook persoonlijke ruimte nodig. Nu is onze huiskamer te klein om beiden te kunnen bieden.

“Ik gun oudere mensen een plek waar rust is.”

Natasja Damen werkt al vanaf jonge leeftijd in de zorg. Ze heeft nooit anders gewild. Op haar 18e had zij haar diploma op zak en is ze begonnen met werken. Al werkend leerde zij het vak en merkte ze dat het werken met mensen EVB+ haar past als een jas. Dat was 20 jaar geleden zo en is nu nog steeds zo.

Waar ik van leer is dat mensen met EVB+ in het moment leven

Waarom werk jij met mensen met EVB+?

“Ik word heel gelukkig als een cliënt een tevreden dag heeft. Het is fijn om daaraan bij te dragen. Juist ook bij mensen die afhankelijk van je zijn. Ik kan iets voor de ander betekenen en de ander voor mij.

Waar ik van leer is dat mensen met EVB+ meer in het moment leven. Er is niet de druk en de snelheid van onze maatschappij waarin we van alles moeten. Van onszelf of van een ander. Daardoor missen we ook veel. Echt contact maken bijvoorbeeld.

In dit werk kom je tot de kern. Je leert om in contact te zijn met jezelf en van daaruit met de ander. In het contact draait om vragen als: Wie ben ik? Mag ik bij jou mezelf zijn? Is mijn omgeving veilig en ben ik in mijn lichaam veilig? Contact maken doe je vaak zonder woorden”.

Wat is nodig in het werk met mensen met EVB+?

“Het draait om de basis. Hoor ik jou, zie ik jou en voel ik jou? Het is belangrijk dat je de ander kunt zien om veiligheid te kunnen bieden aan de persoon met EVB+. Mensen met EVB+ hebben meer tijd nodig om indrukken te verwerken. En om iets te snappen op een heel basaal niveau.  Ze vragen van jou om te vertragen. En om aan te sluiten op hun tempo en leefwereld.

En het draait om echt contact maken. Als je er bewust bij bent kun je ervaren hoe het met de ander gaat. Of die blij, verdrietig of bijvoorbeeld boos is. Dat vraagt om aandacht en in het hier en nu zijn”.

Het leven kan eng zijn als je het niet begrijpt

Hoe probeer je aan te sluiten bij de ander?

“Om te beginnen kun je niet zomaar aansluiten. Dat vraagt veel tijd en geduld. Vlak daar het verleden van mensen met EVB+ ook niet bij uit. Mensen hebben vaak al zoveel meegemaakt. Ze zijn vaak  verhuisd, hebben veel verschillende gezichten gezien in de begeleiding. En ze wonen met een groep mensen die zij niet hebben uitgekozen. Best een ingewikkelde situatie als je je daarin verplaatst.

Aansluiten op de ander is dan ook iets wat moet groeien. Groeit de band en voelt iemand zich veilig bij je dan komt er ruimte om stapjes te maken. Dat is best een wankel evenwicht.

Want voor mensen met EVB+ kan het dagelijks leven eng zijn als zij het niet begrijpen. Veel mensen met EVB+ hebben het niveau van een jong kind”.

Wat helpt nog meer om je te verbinden?

“Als eerste kennis. En dan bedoel ik niet kennis uit de boeken maar kennis over de persoon. Je moet weten waar iemand vandaan komt. Wat iemand fijn vindt en wat niet. Daar heb je niet altijd een compleet beeld van of het goede beeld. Daarom is het goed om hierover met collega’s en ouders en familie te praten. Daarin leer je van elkaar.

Je moet ook een band hebben met mensen. Zonder je hierin te verliezen. Dat heb je nodig in het werk. Het is belangrijk dat je samen met collega’s probeert om een veilige omgeving te maken. Er met elkaar voor te zorgen dat de persoon met EVB+ op je kan vertrouwen”.

Welke rol speelt familie?

“Familie speelt een belangrijke rol. Zij kennen de geschiedenis en het levensverhaal van de persoon met EVB+ en zijn er altijd. Het betrekken van familie is onmisbaar. Het is nodig om hen te betrekken, om advies te vragen en familie op de hoogte te houden. Niet door een mailtje te sturen, maar door persoonlijk contact. Behandel mensen zoals je wilt dat ze met je eigen broer of zus of kind omgaan”.

Ik leer vooral om te vertragen

Wat leer jij van de mensen met wie je werkt?

“Ik leer vooral om te vertragen. We kunnen ons druk maken om van alles. Maar geniet liever van wat er is op dit moment. Mensen met EVB+ zijn meer in het hier en nu. Maken zich niet druk om wat een ander van hen vindt”.

Welke eigenschappen helpen je in het werk?

“Ik ben wie ik ben en hoef geen mooi weer te spelen. Dat helpt me om er gewoon te zijn”.

Wat wil je niet verliezen in het werk?

“Wat ik  niet wil verliezen is om de tijd te nemen  en te zorgen dat er tijd is voor een wat tragere wereld. Tijd nemen staat regelmatig onder druk. Het is moeilijk om voldoende medewerkers te vinden. Dan worden diensten ingekort en gaat de werkdruk omhoog”.

Ik gun oudere mensen een plek waar rust is

Wat zou je morgen veranderen als jij het voor het zeggen hebt?

“Dan zou ik een bejaardenhuis voor mensen met EVB+ starten. Oudere mensen wonen nu verspreid door Nederland in een omgeving die hen niet past. Ik gun oudere mensen een plek waar rust is. Waar mensen werken die kennis hebben van oudere mensen met EVB+”.

Hoe ziet dit huis eruit?

Net zoals vroeger is in het bejaardentehuis met een gezamenlijke huiskamer. Er wonen niet te veel cliënten en er zijn weinig prikkels. De professionals die er werken zijn bekend met deze groep en krijgen voldoende ondersteuning. Ik kom dan met veel plezier in het huis om medewerkers te coachen 😊

“Wat ik het leukste vind is dat geen dag hetzelfde is. De bewoners beleven het dagelijks leven.”

Thijs van Zwieten is werkzaam bij Gemiva-SVG. Hij werkt op een woning op de Jakweide in Zoeterwoude met 6 bewoners met een Ernstige Verstandelijke Beperking en Moeilijk Verstaanbaar Gedrag. Samen met een team van 8 vaste medewerkers en een aantal flexers.

Hoe ben je in dit werk gerold?

“Na mijn MBO opleiding persoonlijk begeleider specifieke doelgroepen ben ik via een vriend getipt voor dit werk. Hij werkte op de Jakweide in Zoeterwoude en vertelde me dat er mensen nodig waren.  Ik dacht, waarom niet? Eerder had ik tijdens een stage al wel eens in de gehandicaptenzorg gewerkt. Dat was juist met cliënten die meer fysieke ondersteuning nodig hadden. Hier kwamen ook veel verzorgende handelingen bij kijken  en dat trok me niet zo. Met deze bewoners is het werk heel anders. Zij zijn zelf heel fysiek bezig”.

Dus het pakte goed uit?

“Zeker ja! Ik vind het mooi werk. Het meedenken in welke stappen de bewoners nodig hebben om een zo normaal mogelijk leven te hebben. Ik ben bij de Jakweide gestart als begeleider en ben nu  persoonlijk begeleider. Als persoonlijk begeleider heb ik ook contact met de familie van 3 van de bewoners op de woning”.

Samen kijken we wat ze kunnen en begeleiden we hen om die dingen stap voor stap te leren

Wat maakt voor jou het werk mooi?

“Ik vind het mooi om aan de slag te gaan met wat de bewoners nog kunnen bereiken. Ze zijn allemaal tussen de 18 en 25 jaar. Ze hebben veel achterstand en nog zoveel te leren. Ze functioneren op kleuterniveau maar zijn fysiek sterk. Samen kijken we wat ze kunnen en begeleiden we hen om die dingen stap voor stap te leren.

Om een voorbeeld te geven. De bewoners konden eerst niet fietsen. Inmiddels fietsen zij allemaal met een driewieler over het terrein. En de enige dame uit onze groep gaat zelfs met de fiets naar de dagbesteding. Prachtig om te zien. Het maakt hun wereld een stuk groter”.

Prachtig om te zien. Het maakt hun wereld een stuk groter

Waar word je vrolijk van?

“Van stapjes die de bewoners maken en de lol die ze geregeld hebben. De trots wanneer ze iets bereikt hebben. Bij 1 van de mannen zie je dat  bijvoorbeeld in zijn mimiek en lichaamshouding”.

Wat heb je nodig om je werk goed te doen?

“Soms het lezen van de bewoners. Sommigen hebben geen spraak. Dan laten ze merken dat er wat aan de hand is maar je moet zoeken naar wat  ze willen duidelijk maken. Wat bedoelen ze of wat vragen ze van me? Dat is soms een puzzel en kan ook frustrerend zijn. Dat bespreek je dan in het team, met de gedragskundige  en ook met de familie. Is het bijvoorbeeld iets wat familie van vroeger uit herkent. Samen bepaal je wat volgende stap is hoe iemand zich duidelijk zou kunnen maken”.

Je moet bereid zijn je open te stellen. Doe je dat niet dan werkt het door in het contact met de bewoners

Binnen ons  team werkt dit goed en is er ruimte voor. Je moet daarbij bereid zijn je open te stellen. Doe je dat niet dan werkt het door in het contact met de bewoners. Als je bijvoorbeeld ergens mee zit of angstig bent. Dat merken de bewoners direct. Zij hebben juist bevestiging nodig en stabiliteit. Het weten dat ze veilig zijn”.

Wanneer trek jij een collega aan zijn/haar mouw? Wanneer trek je samen op?

“We zijn altijd met z’n drieën op de werkvloer. Je hebt daardoor de ruimte om even met iemand te overleggen. Als het belangrijk is kom je er later op terug. Ook bij je leidinggevende. Wij zijn met z’n allen verantwoordelijk voor de bewoners. Het is groepswerk waardoor je ook werk van anderen kunt overnemen”.

Hoe trek je op met ouders?

“Per kwartaal bespreek je de afspraken. Hoe ver ben je of zit je op de goeie weg. We zijn altijd op de woning te bereiken of per mail. Als ouders of familie het weekend komt  dan leggen wij contact.

De coronatijd waarin de bewoners niet naar huis konden is wel een proef geweest. Dit gaf in het begin wel stress bij ouders omdat ze hun kind niet konden zien. Maar ouders en familie hebben ook gemerkt dat het goed is gegaan en zijn daar ook door gerust gesteld. Deze periode gaf de bewoners uiteindelijk ook wel rust. De overgang naar huis is soms ook wel groot omdat het anders is. Hier hebben ze een vast programma. Ze gaan elke dag naar de dagbesteding en eten daar. Als ze met ouders meegaan is het natuurlijk niet altijd hetzelfde. Daar proberen wij trouwens wel op in te spelen door niet alles altijd hetzelfde te doen. Dan kunnen ze die verandering wat beter aan”.

Is de overgang groot van de woning hier naar thuis bij ouders of familie?

“Ja, dat kan best een overgang zijn. Maar dat gaat prima en daar houden we ook rekening mee. We hebben een vast ritme maar niet alles staat 100% vast. Want als ze met ouders of familie naar huis  meegaan is het ook anders”.

De groep bewoners met wie ik werk zijn net kinderen in een volwassen lichaam

Als iemand jou vraagt: wat betekent dat, mensen met een ernstig verstandelijke beperking en moeilijk verstaanbaar gedrag, wat zou je dan antwoorden?

“De groep bewoners waarmee ik werk zijn net kinderen in een volwassen lichaam. Als ze niet begrepen worden dan kunnen ze hun frustratie uiten door agressie. Dat doen kleine kinderen net zo goed. Die worden ook boos en gaan stampvoetend op de grond liggen. Alleen zijn deze bewoners een stuk sterker.

Agressie komt vaak door niet begrepen worden, wanneer ze pijn hebben of wanneer  zij zich niet veilig voelen. Continu hebben ze bevestiging nodig, ik ben veilig bij jou. Als zij een situatie hebben meegemaakt met een medeclient of een begeleider die niet prettig was kan daar ook angst ontstaan.

Hele kleine kinderen hebben ook continu bevestiging nodig. Dat hebben de bewoners ook. Wat ze vragen is: ‘klopt het nog hoe het normaal gaat? En wat verwacht je van mij in deze situatie?’ En waar een klein kind daar heel erg van kan leren is dat bij bewoners steeds weer opnieuw zoeken. Dat heeft te maken met het cognitieve niveau. Ze kunnen weten wat ze aan welke begeleider hebben en daarin stapjes maken. Toch blijft het altijd aanwezig”.

Wat is nodig om iemand met een Ernstige Verstandelijke beperking te begeleiden?

“Dat is per persoon verschillend. Wel zijn een paar dingen van belang bij onze bewoners. Duidelijkheid en bij je standpunt blijven. Als je iets inzet, en zeker bij bewoners  met autisme, dan is het belangrijk dat je het ook uitvoert. Ook al hebben ze  daar op dat moment niet altijd zin in.

En de rust bewaren, ook in benarde situaties. Soms lastig omdat ze ook aan de haal kunnen gaan met je emoties. Je moet er zelf voor waken om die niet te veel te laten zien”.

Is dat iets wat jij van nature hebt?

“De rust wel maar werken juist niet vanuit emotie heb ik wel moeten leren. Zeker met agressie is het van belang dat je rustig blijft. Het kan natuurlijk zijn dat je heel boos wordt maar dan moet je toch vlak zijn omdat je anders bij de bewoners een ander soort reactie uitlokt. Soms lastig maar dan heb je collega’s die je uit de situatie kunnen halen. Het team en er als backup zijn voor elkaar is hierin heel belangrijk”.

Hoe zorg je voor jezelf?

“Soms heb je pittige dagen. Dan val je terug op het team. We moeten melding maken van incidenten en daarin kun je aangeven hoe ernstig een situatie voor jou is geweest. Je eerste aanspreekpunt is je team maar wanneer je een situatie meemaakt die ernstiger voor jou is dan heb je ook contact met je leidinggevende en bespreek je samen of er nazorg nodig is.

En als het nodig is zal ik het ook in de thuissituatie bespreken. Zonder namen te noemen kan ik het dan vertellen aan mijn vriendin. Dat is ook een manier om het kwijt te raken. Maar soms is de werkvloer  en er even over praten met collega’s genoeg”.

Ervaar jij het als zwaar werk?

“Nee eerlijk gezegd niet. Er zitten hele zware dagen tussen maar dat bespreek je dan met collega’s en dat heeft ook vaak te maken met de gemoedstoestand van de bewoners. Maar er zitten ook hele leuke dagen tussen waar je veel voldoening uithaalt. En wat ik het leukste vind is dat geen dag hetzelfde is. De bewoners beleven het dagelijks leven. De ene keer is dat positief en de andere keer negatief door hun gemoedstoestand. Elke dag is anders”.